Riohacha 26 - 28 jan + Cabo de La Vela 29 jan - 3 feb

29 januari 2017 - Cabo De La Vela, Colombia

Riohacha 26 - 28 jan

Vanuit Palomino zijn we naar Santa Marta gereisd, waar we 1 nachtje overnacht hebben en de volgende morgen direct verder gereisd naar Riohacha. Riohacha is een leuke, niet al te grote stad, nog een beetje 'under the radar' van het grote toerisme. De mensen zijn chill en laidback, en het verkeer is veel kalmer dan in de meeste grote steden. Wij vonden er een kamer voor 3 usd per nacht (!), basically 4 muren, een bed en een deur... maar er was wel vliegensvlug internet, haha. geen slechte deal dus.

Ben ook twee keer gaan kiten, helaas waren de windcondities niet echt optimaal, .. maar de stranden daarentegen waren wel formidabel mooi. Hoe meer je de kustlijn volgt richting Venezuela, hoe exotischer het landschap wordt. Het donkere zand wordt goudgeel en het grijze water wordt blauwer en blauwer.

Riohacha is de toegangspoort tot de Guajira woestijn. Eens je Riohacha voorbijrijdt, veranderdt het landschap opmerkelijk, en zie je enkel nog cactussen, lage struikgewassen, en vooral veeeeel zand. Dit is het gebied van de Wayuu indigenous tribes, de originele inwoners van dit nogal geisoleerd en moeilijk te bereiken gebied. Zij hebben zich nooit aan de Spanjaarden overgegeven, en ook ze beschouwen zichzelf ook niet echt als Colombianen. Ze zijn Wayuu. Met een eigen taal, een eigen territorium en een eigen identiteit.

Diep in het Wayuu gebied ligt een klein vissersdorpje rondom een prachtige baai, dit is Cabo de La Vela. En dit wordt onze volgende bestemming.

Cabo de Vela 29 jan - 3 feb

In Cabo de la Vela geraak je niet zomaar. Het heeft wel wat voeten in de aarde gehad, eerst een collectivo naar Uribia. Uribia is het laatste dorp voor de woestijn echt begint. Hier heb je nog echte straten met winkels en pleintjes. Als je nog iets wil kopen van eten of eender wat, dan moet je het hier doen. Elke middag vertrekken 4x4 trucks aan de hoek van het centrale marktplein naar Cabo de la Vela. Op een dikke vette oude Nissan truck werd onze bagage en nog zo veel meer, op het dak gehezen, en wij vanachter in de pick up met nog een groepje Poolse toeristen. Het was ongeveer 11.00 s'morgens, maar zoals het echte Polen betaamd, hadden ze al twee flessen alcohol soldaat gemaakt. Ons werd ook een plastic bekertje zure goeikope rode wijn aangeboden waarvoor we vriendelijk hebben bedankt.

De sfeer zat er anders wel in met deze gasten, ook toen de straat veranderde in een kiezelweg, en deze daarna overging in alleen nog maar zand. Met Uribia achter ons, reden we regelrecht de woestijn in. Voor ons, enkel leegte. In de verte achter ons, nog vage aftekeningen van de Sierra Nevada, en verder niets. We zien cactussen, struiken, zand, en af en toe kleine houten hutjes met golfplaten daken, ver van elkaar verspreid. Alsof hier enkel kluizenaars leven. Kleine peuters in vuile kleren komen naar onze jeep toelopen. Mama's zitten langs de kant van de weg tassen en hangmatten te haken in hun geimproviseerde winkelstalletjes.

Geen straten, geen dorpspleintjes, geen scholen, niets echt absoluut niets. Je vraagt je af hoe ze hier in godsnaam overleven. Of ze hier electriciteit hebben. Hoe hier kinderen geboren worden, hoe mensen hier sociaal contact onderhouden, het enige andere levende wezen dat we af en toe te zien kregen was een ronddwalende geit of een hond. De jeep stopt bij verschillende huisjes en levert hier en daar wat proviand of water. Een broodnodige levensbelangrijke supplychain.

Na 2,5 uur hobbelen en bobbelen komen we eindelijk aan in Cabo de La Vela. De plek waar de Caraibische Zee in een mooie halfronde baai sierlijk de woestijn binnenrold. Cabo de la Vela is een aaneenschakeling van bamboe hutten en kleine huisjes langs een stoffige zandweg. Iedereen slaapt hier in 'chinchorro's', grote hangmatten die gezamelijk onder een afdak hangen.

Wij verblijven een week in Eoletto's kite and windsurf camp. Klinkt fancy, maar in werkelijkheid is het heeeeel basic. Electriciteit is beperkt, enkel s'avonds beschikbaar en komt van een paar zonnepanelen. Stromend water is er niet, water wordt voorzien in reservoirs, en is van slechte kwaliteit, enkel geschikt voor af te wassen en te douchen. En die 'douche' komt in de vorm van een ton met een bakje voor water te scheppen. Koken of kofie zetten doe je met drinkwater uit flessen, of je wordt gegarandeerd ziek.

De keuken heeft geen koelkast, wel een frigobox met ijs waar je een paar uur iets min of meer koud in kan houden. Wat er wel is in de keuken : vliegen, muizen en kakkerlakken. Here you have it all. Maar wat verwacht je dan ook, als je in het midden van de woestijn leeft. In een outdoor-kitchen zoals deze is de natuur de baas.

Eten kopen is een al even grote uitdaging als eten koken. Hier in Cabo zijn maar een paar kleine winkeltjes die voornamelijk 'droogvoer' zoals rijst en pasta verkopen en allerhande ingeblikte dingen. Vers fruit en groenten zijn bijna niet te krijgen en peperduur. Gelukkig waren we goed voorbereid en hadden we een paar tassen vol inkopen uit Riohacha meegebracht. Op dit rantsoen hebben we bijna de hele week overleefd.

Ondanks de haast spartaanse levensomstandigheden, is het hier adembenemend mooi, en we hebben hier een geweldige tijd gehad. De gasten in het kamp zijn heel sociaal en iedereen vormt direct een hechte band. En het doet ook wel eens goed om eens 'back to the roots' te gaan en met een minimum aan confort te moeten leven. Het is een echte eye-opener. Het heeft me laten inzien hoeveel water we telkens weer verspillen onder de douche en hoe vaak we het licht onnodig laten branden. Dingen waar we ons dringend meer van bewust moeten worden.

Cabo de la Vela lokt vele wind-enthousiastelingen. Het waait er dan ook dag en nacht, en het waait stevig ! Kleine kites zijn aan de orde, natte haren zijn in een wip weer droog, en s'nachts wiegt je chinchorro heerlijk heen en weer onder het krakende bamboedak, terwijl je je kan vergapen aan duizenden sterren. Klinkt melig, maar het is zelfs maar een understatement voor de indrukwekkende sterrenpracht die je hier s'nachts te zien krijgt. Hier in de woestijn is geen lichtvervuiling en je kan er de hele melkweg haarfijn waarnemen.

Na een week elke dag te kiten in loeiharde wind, hangt mijn lichaam half uiteen.. en arme Marco die nog steeds niets kan doen vanwege z'n gescheurde miniscus wil ook wel eens graag wat ondernemen, dus besluiten we een trip naar Punta Gallinas te boeken. Punta Gallinas is het meest noordelijkste punt van het continent Zuid-Amerika, en de uiterste uithoek van Colombia. Het is een verlaten gebied met prachtige stranden, letterlijk in de middle-of-nowhere (en wij dachten dat dat hier al was).

Om 05.00 werden we opgehaald in een ronkende 4x4 jeep. Onderweg werd nog een paar keer gestopt voor andere reizigers op te halen, en een half uurtje later waren we goed en wel vertrokken. In het pikdonker, over hobbelige zandwegen. De jeep in eerste vitesse. Soms werden we zo hard dooreengeschud dat we ons moesten vasthouden. Tegen 06.00 begon de zon op te komen en toen zagen we waar we waren... ècht midden in de woestijn. De 'weg' is een slingerend bandenspoor in het zand dat er op wijst dat wij toch niet de enige gekken zijn die dit nomansland proberen te doorkruisen.

Na een tijdje verandert het landschap in een uitgestrekte vlakte met een harde gebarste bodem. De chauffeur legt uit dat tijdens de zomermaanden de zee tot hier komt, en zich in de wintermaanden terugtrekt. We rijden dus eigenlijk over de opgedroogde bodem van de zee. Het is een hallucinante immens grote vlakte. Voor ons en achter ons, zo ver je kan zien, NIETS. Het voelt echt aan alsof we naar het einde van de wereld aan het rijden zijn. Als we even stoppen, zijn daar plotseling twee kinderen. Alsof ze uit de grond geschoten komen. Mij een raadsel waar ze vandaan komen. Ze waaien naar ons en dan zijn ze weer weg. Ik begin mij af te vragen of het geen fatamorgana was.

We rijden verder over de vlakte. Dit keer in vijfde en volle gas. In de verte zien we een stofwolk op ons afkomen. Nee geen zandstorm, maar een oude aftantse vrachtwagen die komt voorbijgeraasd, geflankeerd door een paar crossmotors met mannen met bedekte gezichten. Het ziet er net uit als een scène uit 'Madmax beyond Thunderdome'. Er wonen dus toch nog mensen op het einde van de wereld.

Het laatste deel van de weg voert ons nog dieper door het Wayuu gebied. Onderweg passeren we piepkleine nederzettingen. Weer die kleine hutjes en huisjes met golfplaten daken. Langs de weg staan kinderen met geimproviseerde 'roadblocks'... zodra ze onze auto in het vizier krijgen spannen ze een touw. De chauffeur moet dan stoppen en geeft hen wat snoep. In ruil voor dit losgeld mogen we vreedzaam verderrijden. We zouden hen beter wat appels, schoolboeken of kleding geven. Maar lollies en winegums vallen nu eenmaal beter in de smaak.

Na 4 uur zijn we dan eindelijk aangekomen. Hier stopt de weg en begint het water, een boot wacht ons op. Een korte overzet en we zijn op Punta Gallinas aangekomen. Hier krijgen we een lekkere lunch voorgeschoteld, heel basic maar in vergelijking tot de karige maaltijden die we de afgelopen week in Cabo de La Vela hebben gegeten is dit een feestmaal. Na de lunch worden we met 2 busjes naar de 'Faro' (vuurtoren) gebracht, we zijn nu met een groep van twintig ongeveer, een gezellige mix van backpackers uit de ganse wereld.

Als kers op de taart staat Bahia Honda op het programma, een prachtige baai met een prachtig strand. Om er te geraken moet je even een heel grote zandduin omhoog lopen, in de brandende middag zon met een dikke 30 knopen tegenwind. Maar het resultaat is verbluffend, boven op de duin, gezandstraald door het opvliegende zand, staan we op het uiterste puntje van Zuidamerika. Hier stopt het continent.

Die nacht slapen we goed in onze chinchorro, ondanks het feit dat de wind met 30 knopen heel de nacht verderhuilt. Het was een hele bijzondere dag. Een echt avontuur.

Foto’s